Vocht is funest
Bij een project worden door het afbouwbedrijf gipskartonnen wanden gemonteerd. Daarna worden de naden gevoegd en gefinisht. Het afbouwbedrijf maakt zich zorgen over wat de gevolgen kunnen zijn van de enorm vochtige omstandigheden op de bouwplaats. Enkele gipskartonwanden zijn namelijk al aan het opbollen. Het bedrijf vraagt TBA om een tussentijdse kwaliteitsbewaking uit te voeren. Volgens de Richtlijn plafond en wand 3.3 moet tijdens het monteren van de gipsplaten de temperatuur minimaal 7 ̊°C zijn en de relatieve luchtvochtigheid (RV) moet tussen 40 en 80 procent liggen. Voor het afvoegen gelden andere eisen. De natte werkzaamheden – het aanbrengen van stukadoorswerk en dekvloeren, die voor een stijging van de relatieve luchtvochtigheid zorgen – moeten zijn uitgevoerd voordat de wanden en de plafonds worden afgevoegd. De meest ideale situatie is als de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid gelijk zijn aan de omstandigheden zoals deze tijdens het gebruik van het gebouw gelden; een temperatuur van 20 °C en een RV tussen 50 en 65 procent. De temperatuur moet volgens de richtlijn minimaal boven de 10 °C zijn en de RV moet tussen 40 en 65 procent liggen. Bij het genoemde project bedraagt de temperatuur tijdens de controle 9,6 °C, de RV is 83,4 procent. Door oppervlaktecondensatie zijn de gipskartonplaten volledig vochtig. Er zijn anhydrietvloeren aangebracht die nog steeds vochtig zijn. Er wordt niet gestookt en niet geventileerd in het gebouw. Het vocht kan dus niet weg en trekt dus in de wanden. Door het vocht zijn meerdere wanden bol gaan staan, deze bollingen zullen niet meer vlaktrekken. Het advies van TBA na de kwaliteitscontrole luidt als volgt: stop met de montage van de gipskartonplaten scheidingswanden. De ruimtes moeten eerst rustig op temperatuur worden gebracht – maximaal 3 °C per 24 uur – waarna rustig geventileerd kan worden. Een snelle temperatuurstijging zal namelijk tot snelle krimp leiden, met mogelijk scheurvorming als gevolg.
De juiste afwerking is vereist
Een afbouwbedrijf heeft in een appartementencomplex gipskartonplaten plafonds geplaatst. De naden zijn volgens Klasse D afgewerkt. Daarna zijn de plafonds voorzien van spackspuitwerk. Enkele weken later ontstaat in enkele appartementen scheurvorming in het plafond. TBA krijgt de vraag wat hiervan de oorzaak kan zijn. Tijdens een controle worden inderdaad scheuren in enkele plafonds geconstateerd. Deze bevinden zich allemaal ter plekke van een langsnaad van de gipsplaten. Met een boormachine worden in twee plafonds gaten gezaagd. De boorkernen laten zien dat in beide gevallen gaasband als wapeningsband is toegepast. Dit is echter al sinds 2021 niet meer toegestaan voor de afwerking van gipsplaten op plafonds. De scheuren zijn het gevolg van krimpspanningen in het plafondvlak. Deze spanningen zijn op te vangen door de juiste producten toe te passen. Gaasband is te zwak om deze spanningen op te vangen. Daarom is TBA Richtlijn 3.3 in 2021 aangepast. In de aangepaste versie staat dat gaasband op plafonds niet meer is toegestaan als wapeningsband. De toegestane producten zijn papierband of glasvliesstroken. Bij de montage zijn dus de verkeerde producten toegepast. Na het constateren van de scheuren zijn de plaatnaden opengezaagd, de ondergrond geprimerd en opnieuw gevoegd met papierband.